Resomeren wordt ook wel eens “water cremeren of watercrematie” genoemd. Dat komt omdat de overledene net als bij een crematie wordt ingevoerd in een door mensen gemaakte machine. Bij cremeren is dat een crematieoven en bij resomeren is dat een resomator.
Wat is een resomator
Een resomator is eigenlijk een groot drukvat waarin de overledene wordt opgelost. In tegenstelling tot een crematie wordt de overledene niet ingevoerd in een kist of op een opbaarplank. De overledene wordt ingevoerd in een lijkhoes die is gemaakt van materialen die goed gehydrolyseerd (opgelost) kunnen worden (bijvoorbeeld wol).
Nadat de overledene is ingevoerd meten speciale sensoren het gewicht van de overledene. Aan de hand van het gewicht wordt de juiste hoeveelheid kaliumhydroxide aan het water toegevoegd. Kaliumhydroxide is bij veel mensen ook wel bekend als loog. In het drukvat wordt de vloeistof (kaliumhydroxide) naar een temperatuur van 180 graden gebracht. De hoge druk zorgt ervoor dat de vloeistof niet gaat koken. Het proces duurt 3 tot 4 uur en daarna is het grootste deel van het lichaam opgelost in de vloeistof. Ongeveer 97 procent van het lichaam zal worden opgelost tijdens het resomeren, 3 procent blijft over als broze botten. De botten die overblijven zijn zo poreus geworden dat ze vermalen kunnen worden tot as. Daar komt dan ook weer een overeenkomst met cremeren, want de as die overblijft lijkt heel veel op de as die overblijft na een crematie. Net al bij crematie worden de broze botten vermalen tot fijne as die in een urn kan worden bewaard.
De vloeistof waar het lichaam in op is gegaan is lichtbruin van kleur en kan uiteindelijk door het riool worden weggespoeld. Er zitten zouten, suikers, mineralen, vetzuren en aminozuren in de vloeistof die overblijft. Voordat de vloeistof kan worden afgevoerd moet de pH-waarde eerst omlaag worden gehaald dat kan onder andere door het toedienen van citroenzuur.